27e zondag door het jaar B - 2021

Zusters en broeders,

Waartoe is de mens geschapen? Niet om te heersen, niet om ontrouw te zijn, maar om lief te hebben. Dat komt heel mooi tot uiting in de lezingen van vandaag. Hoe groot is de vreugde van Adam als hij Eva ziet. ‘Eindelijk een die aan mij gelijk is,’ juicht hij. Maar wat je misschien niet weet, is dat die vreugdekreet komt uit het tweede scheppingsverhaal dat in de Bijbel onmiddellijk na het eerste scheppingsverhaal verteld wordt. En in dat eerste verhaal is er helemaal geen sprake van dat de vrouw uit een rib van de man werd gekneed, wel dat God ‘de mens schiep als zijn evenbeeld, mannelijk en vrouwelijk schiep Hij de mensen,’ zo klinkt het daar. Maar hoe de mens ook geschapen is, hij is geschapen om trouw te zijn, om lief te hebben en om volkomen één te worden met zijn partner.

‘Eindelijk een die gelijk is aan mij’, juicht Adam in het tweede scheppingsverhaal. ‘God heeft de mens als man en vrouw geschapen’, klinkt het in het eerste scheppingsverhaal. Dat zegt Jezus ook in het evangelie. Er kan geen twijfel over bestaan: mannen en vrouwen zijn elkaars gelijken, en hebben dus evenveel rechten en evenveel plichten. Maar als je rondkijkt in de wereld, blijkt dat in heel veel landen niet het geval te zijn. De manier waarop de vrouwen in veel moslimlanden zogezegd in naam van Allah behandeld worden is ronduit afgrijselijk en mensonwaardig. Maar ook in de meeste Afrikaanse, Aziatische en Zuid-Amerikaanse landen worden vrouwen niet gerespecteerd, wordt geweld tegen hen als normaal beschouwd en worden verkrachters en geweldenaars zelden of nooit vervolgd.

Is het ooit anders geweest? Zeker niet in Jezus’ tijd, dat zien we in het evangelie. Farizeeën komen op Jezus af met de vraag of een man zijn vrouw zonder meer mag verstoten. Ze doen dat niet uit oprechte belangstelling, maar om Jezus op de proef te stellen. Zoals altijd bij dergelijke valstrikken gaat Jezus niet in op de vraag, maar stelt Hij er zelf een. ‘Wat heef Mozes u voorgeschreven?’ Ze geven een eerlijk antwoord: een eenvoudige scheidingsbrief volstaat om uw vrouw weg te zenden. Waarop Jezus direct reageert: Zo heeft God het niet gewild. Wat Hij wel heeft gewild is dat man en vrouw zich als gelijken aan elkaar binden, en dat ze één worden. En Hij besluit: ‘Wat God heeft verbonden, mag de mens niet scheiden.’

Voor de Kerk zijn deze woorden overduidelijk: een huwelijk kan nooit ontbonden worden, want God heeft het verbonden. Maar die verbinding slaat niet direct op het huwelijk, wel op het feit dat God man en vrouw als gelijken geschapen heeft. En die verbinding mag de mens niet scheiden. Mannen en vrouwen hebben dus altijd gelijke rechten en gelijke plichten, maar tegen die goddelijke wet zondigt de Kerk zelf, want vrouwen kunnen geen priester, zelfs geen diaken worden. Dat verbod wordt nog onbegrijpelijker als we zien wie het lege graf ontdekte en  aan wie Jezus na zijn verrijzenis het eerst verschenen is: niet aan de mannelijke apostelen, maar aan Maria Magdalena en enkele andere vrouwen. Op hen steunt dus ons geloof in de verrijzenis. Maar priester worden, nee, dat kunnen vrouwen niet.

Hoezeer Jezus de diepgang van de schepping aanvoelt, blijkt uit zijn verontwaardiging wanneer zijn leerlingen de ouders die hun kinderen naar Jezus brengen opdat Hij hen zou zegenen bars afwijzen. Want ook in de ogen van zijn leerlingen hebben vrouwen geen rechten, en kinderen nog minder. Maar voor Jezus zijn kinderen precies de uiting van het Koninkrijk van God op aarde. Het Rijk waarin mensen door de ogen en de lach van een kind naar anderen kunnen kijken: ogen van nieuwsgierigheid, van bewondering en verwondering, en een lach van vriendschap, van kinderlijk verlangen naar en genieten van geluk.

Zusters en broeders, de diepe grond van de boodschap van vandaag is dat de mens als man en als vrouw geschapen is naar Gods beeld en gelijkenis. Dat geldt voor alle mensen, ook voor hen die anders zijn van aard, die mentaal of fysiek gehandicapt zijn, die ziek zijn, die dus anders zijn dan de meerderheid. Maar wie en wat ze ook zijn, ze zijn geschapen naar Gods beeld en gelijkenis en een uiting van zijn aanwezigheid onder ons, onder alle mensen. Laten we ons dus inspannen om in al onze medemensen een uiting van Gods beeld en gelijkenis te zien, zodat we allen als onze broers en zussen behandelen. Amen.