Beste vrienden,
Een gekende professor Theologie vertelde ooit de volgende grap:
Kennen jullie het verschil tussen een psycholoog, een filosoof en een theoloog? Neen, wel:
Een psycholoog is zoals iemand die in een donkere, totaal zwarte kamer, een zwarte kat zou zoeken.
Een filosoof is zoals iemand die in een donkere, totaal zwarte kamer een zwarte kat zou zoeken die er helemaal niet is.
Een theoloog is zoals iemand die in een donkere, totaal zwarte kamer een zwarte kat zou zoeken die er helemaal niet is en dan roept: ik heb ze gevonden!
Ik geef toe, het is een venijnige mop, maar ergens is ze echt geniaal! daarom vertel ik ze dan ook. Ze legt namelijk de vinger op een fout die door veel theologen wordt gemaakt.
Die zin: “ik heb het gevonden” hoor je in de theologie maar al te dikwijls. Op vragen zoals: “wie is God?” of vooral ook “hoe is Hij?” Op dergelijke vragen vindt een theoloog meestal heel vlug een glashelder, diep doordacht, alles omvattend en onaanvechtbaar antwoord. Maar meestal zijn dergelijke antwoorden zo alomvattend en glashelder, dat ge ze onmiddellijk kunt doorprikken en dat ge daarachter helemaal niets meer kunt zien.
Op drievuldigheidszondag wordt me dat zeer duidelijk. Ik moet alleen maar kijken naar de formuleringen die de grote theologen uit de oudheid hebben neergeschreven in een poging om dat grote mysterie van de drie personen in dat ene Goddelijke wezen in woorden te beschrijven. Alhoewel geen mens werkelijk kan begrijpen wat ze daar hebben neergeschreven kan ik me toch zeer goed indenken dat ze op een bepaald moment werkelijk dachten dat ze het hadden gevonden, dat ze nu echt konden zeggen hoe die God is en hoe ge Hem u kunt voorstellen.
Maar het bleven altijd lege, nietszeggende woorden die soms alleen maar konden laten vermoeden wat er achter hen zou kunnen zijn verborgen. Dat is exact het punt dat door die grap van daarnet haarscherp wordt ontmaskerd. Hij toont aan dat de theologie dikwijls de indruk geeft dat ze veel meer heeft gevonden dan wat ze echt in handen houdt, dat ze veel meer denkt te weten dan wat er echt gedacht kan worden.
Maar er is wel een aspect van die grap waar ik helemaal niet volg. Want, zelfs wanneer de theologie soms niets heeft gevonden en met lege handen voor al die raadsels staat, om daar dan uit te besluiten dat er ook helemaal niets te vinden is, dat gaat me dan toch te ver.
Wanneer ik namelijk op zoek ga naar God, dan kan ik altijd iets vinden. Ge moet alleen weten hoe! En hoe dat gaat, dat vertelt ons de eerste lezing van vandaag: “Onderzoek het” zegt Mozes tegen zijn volk, bestudeer de tijden die achter ons liggen. Bekijk toch gewoon wat wij allemaal hebben ervaren, wat er allemaal gebeurd is en wat we allemaal hebben meegemaakt.”
Dat is toch de beste handleiding om echt iets over God te ontdekken. Kijk gewoon achter u, in uw eigen leven. Laten we naar de dagen en jaren kijken die achter ons liggen. Laten we ons eigen leven bekijken.
Denken we aan al die mensen die ons werden geschonken, mensen die vanaf de eerste dag van ons leven voor ons hebben gezorgd. Denken we aan de vrienden die we hebben ontmoet, mensen die in het verleden met ons door dik en dun zijn gegaan. Denken we aan al die beslissingen die we reeds hebben genomen, aan al die dagen en uren waarop we echt niet wisten hoe het nu verder moest. Dagen en uren waarvan we nu misschien wel mogen zeggen dat we instinctief, op een of andere manier de juiste beslissing hebben genomen. Laten we dat allemaal nakijken!
Hoe meer en hoe langer ik dat doe, hoe meer ik aanvoel dat al datgene wat ik zo in mijn leven ontdek, altijd weer goed samengaat met datgene wat Mozes aan zijn volk heeft uitgelegd: Hebt ge dan niet gevoeld dat ge in al die moeilijke momenten waarop ge beslissingen moest nemen nooit alleen waart? Hebt ge dan achteraf niet beseft dat God aan uw zijde stond en u in de juiste richting leidde? Zelfs wanneer het soms pijnlijk was? Hebt ge dan niet aangevoeld dat God u ook in die mensen ontmoette? Die God die het goed met u meent, die bezorgd is om u en zich om u bekommert? Hebt ge dan niet gevoeld dat ge nooit alleen zijt geweest?
Laten we het nakijken, en misschien ontdekken we dan ook wat Mozes bij zijn navorsingen heeft vastgesteld: “Heeft er ooit iemand van een God gehoord die zich zo om de mensen bekommert?”
Met de middelen van de wetenschap kunnen we die God niet vatten, met ons verstand kunnen we er moeilijk bij. Maar bij het overlopen van onze eigen geschiedenis kunnen we iets van zijn wezen vinden, we kunnen sporen van zijn werking ontdekken, sporen die door Hem in ons leven zijn achtergelaten.
Maar waar er sporen achtergelaten werden, daar is ook iemand geweest. Iemand die voor die sporen verantwoordelijk is. Wanneer ik sporen vind, dan weet ik ook dat er iemand is geweest die die sporen heeft achtergelaten. En wanneer ik sporen van God in mijn leven ontdek, wie weet, misschien heb ik Hem dan uiteindelijk ook al gevonden. Amen