Dur de comprenure (Mc. 9,32)

Het is wel niet het schoonste Frans, maar wie het hoort, begrijpt het wel, zeker als het over iemand anders wordt gezegd.

Dur de comprenure, betekent traag om te verstaan.

Mocht Jezus Frans gesproken hebben, dan zou hij deze uitdrukking weleens gebruikt hebben om zijn leerlingen aan te duiden. Deze geven vaak aan dat zij niet begrepen wat Jezus zei en wat hij voorhad.

Wat de vreemdeling aan de Emmaüsgangers zei, dat heeft Jezus wellicht vaak gedacht toen hij met hen op weg was: “O onverstaindigen die zo traag van hart zijt in het geloof aan alles wat de profeten gezegd hebben” (Lc. 24,25), maar ook aan wat hij zelf heeft gezegd. Jezus heeft geduld gehad met zijn leerlingen en hen geholpen opdat zij zoals die blinde op de weg naar Jericho zouden zien en zoals die man die moeilijk sprak en niet hoorde, zelf zouden horen en dan het goede nieuws verkondigen;

Dit is duidelijk in het tweede deel van het evangelie van Marcus. Jezus zal er tot drie keer toe spreken over het lijden dat hem te wachten staat. Telkens moet hij vaststellen dat de frank (of is het nu het eurostuk) van zijn leerlingen niet valt. Ze begrijpen het niet en zijn met andere belangen bezig.

De eerste keer gebeurt dit na de belijdenis van Petrus. Die heeft wel gehoord wat Jezus zei maar begreep geenszins de echte zin van wat Jezus bedoelde met het komend lijden in Jeruzalem. Petrus protesteert ertegen en krijgt van Jezus daarvoor een uitbrander.

De woordenwisseling onderweg (Mc. 9,30)

Een tweede keer neemt Jezus, wanneer hij met zijn leerlingen onderweg is, meer tijd om te spreken over wat hem te wachten staat. Hij zegt het heel duidelijk. Maar kijk: ze begrijpen het alweer niet. Meer nog: ze gaan speculeren over hun eigen toekomst. Het lijkt erop dat ze al de postjes willen verdelen voor de dag dat Jezus weg gaat. Ze willen onder elkaar uitmaken wie de grootste is. In alle tijden zijn mensen met deze vraag bezig. Wie is de grootste en de machtigste? Media richten de aandacht vaak naar de vedette, naar de schoonste en de beste in zijn of haar reeks. Wie is de grootste, wie is de rijkste, de eerste in de ruimte, de duurste voetballer, wie heeft de meeste likes? Welk land behaalt de meeste olympische medailles?

Het azen naar de beste plaatsen veroorzaakt wedijver en jalousie. Is dit een oud zeer ook binnen de kerk? “Waar komen bij u die vechtpartijen en ruzies vandaan”, vraagt Jacobus in zijn brief aan de christenen (Jak. 34,1).

Het wordt dan voor de leerlingen van Jezus een vervelende situatie wanneer ze thuiskomen in Kafarnaüm en moeten toegeven dat ze de bal helemaal misgeslagen hadden. Zij waren niet met Jezus bezig geweest maar met hun eigen toekomst. Ze zwegen daarom wanneer Jezus hen vroeg waarover ze onderweg hadden getwist.

Een kind in hun midden

Jezus moet hen op een ander spoor zetten, niet dit van de grootste in het succes, maar op het mooie spoor van aandacht en zorg voor de kleine. Hij doet het op een aanschouwelijke manier. Verander uw blik, zie en ga naar wie klein zijn om hen op te tillen. Hij nam een kind en zette het in hun midden.

Dit zal wel een klein kind geweest zijn. Kinderen waren en zijn van belang. Ze zijn de toekomst van een volk, maar kinderen en vrouwen kregen in die tijd weinig aandacht. Het waren vijfduizend mannen die van de broden gegeten hadden (Mc. 6,44). Waren er dan geen vrouwen en kinderen meegekomen? Toch wel, maar zij worden niet meegeteld.

De aandacht voor het kind was in die cultuur niet zo groot. Ze waren er wel de moeders met hun kleine kinderen, een aantal op de rug van hun moeder, zelfs als deze aan het werk was. Grotere kinderen waren er wellicht bij, er was geen schoolplicht. Deze is maar vanaf de negentiende eeuw. De grotere kinderen moesten al meewerken, de kudde hoeden, helpen op het veld en in de wijngaard, ja ze werden soms als slaven uitbesteed.

Jezus heeft aandacht voor het kind. Het valt op in het evangelie van Marcus dat Jezus tweemaal de blik richt op het kind. Voor hem is een kind een onbeschermd wezen, zonder macht en invloed. Het is ontvankelijk en leeft in het nu. Jezus plaatst de onschuld van een kind tegenover de eerzucht van zijn leerlingen.

Bezie de kinderen niet te klein:
Zij moeten veel verdragen –
eenzaamheid, angsten, groeiens pijn
en, onverhoeds, de slagen.

Bezie de kinderen niet te klein:
Hun eerlijkheid blijft vragen,
of gij niet haast uzelf durft zijn.
Dàn kunt ge ’t met hen wagen.

Laat uw comedie op de gang
– zij weten ’t immers tòch al lang! –
Ken in uzelf het kwade.

Heb eerbied voor wat leeft en groeit,
zorg dat ge het niet smet of knoeit. –
Dan schenk’ u God genade.

(Ida Gerhardt, Sonnetten van een leraar)

Dan schenk’ u God genade. Met deze korte wens verwijst de Nederlandse dichteres naar Gods aanwezigheid bij een kind en naar het woord van Jezus: “Wie een kind als dit opneemt in mijn Naam, neemt Mij op, en wie Mij op neemt, neemt niet Mij op, maar Hem die Mij gezonden heeft.”

Wanneer Jezus bij zijn leerlingen aandacht vraagt voor het kind, sluit hij tegelijk allen in die klein en kwetsbaar zijn. Zijn leerlingen moeten niet uitkijken naar de hoogste posten, maar bereid zijn om het kleine te zien, het te dienen en op te tillen. Jezus zelf is dienaar en hij verwacht dezelfde dienst van zijn leerlingen.

Kinderen krijgen nu meer aandacht.” Zwijg wanneer de grote mensen spreken”, het parool van vijftig jaar geleden is opgevolgd door de regel: “luister als de kinderen spreken.”

Bezie de kinderen niet te klein. Wij denken aan vele noden bij kinderen, aan kinderen in armoede, aan kinderen op de vlucht, aan kinderen in moeilijke gezinnen. En tevens aan zovelen die zorg dragen voor kinderen, aan ouders en pleegouders, aan de begeleiding in het onderwijs en de opvang in het jeugdwerk en elders.

Wij mogen niet vergeten dat wij zelf eens klein zijn geweest. Bij het zien van een kind kunnen we vragen hoe waren we zelf toen wij zo oud waren als dit kind, als deze jongen of dit meisje. We mogen ons blijven verwonderen over het wonder van een kind dat groeit, lacht, leert spreken, zich beweegt, dat de wereld ontdekt.

En al denken we daarbij aan de tijd van toen, dan toch in het besef dat deze op vele punten gans anders was dan de tijd van nu. Kind zijn is groeien naar een toekomst die we nog niet kennen.

We kunnen daarover even dromen en mijmeren met Martinus Nyhoff:

Ik zou een dag uit vissen,
ik voelde mij moedeloos.
Ik maakte tussen de lissen
met de hand een wak in het kroos.

Er steeg licht op van beneden
uit de zwarte spiegelgrond.
Ik zag een tuin onbetreden
en een kind dat daar stond.

Het stond aan zijn schrijftafel
te schrijven op een lei.
Het woord onder de griffel
herkende ik, was van mij.

Maar toen heeft het geschreven,
zonder haast en zonder schroom,
al wat ik van mijn leven
nog ooit te schrijven droom.

En telkens als ik even
knikte dat ik het wist,
liet hij het water beven
en het werd uitgewist.

Marttinus Nyhoff

Wie naar boven kijkt, mag de anderen niet uit het oog verliezen.

Met de zorg voor het kleine, kan je heel groot zijn.

Groot is wie zich het diepst kan buigen.

Of zijn leerlingen het begrepen hebben? Jezus zal nog een derde keer zijn lijden voorspellen en daarbij nog eens wijzen op de boodschap die kinderen geven.