Een Kerk die niet dient, dient tot niets!

Beste vrienden

Wie van jullie herinnert zich nog de Franse bisschop Jacques Gaillot. In 1995 kwam hij in botsing met de curie, werd door het Vaticaan uit zijn ambt ontzet en daarna bisschop benoemd van het in de 5e eeuw ten onder gegane bisdom Partenia in Algerije. Bisschop Gaillot zocht vooral het gesprek met mensen die door de maatschappij naar de rand werden geschoven en dikwijls ook door de Kerk schuin werden bekeken. Bisschop Gaillot stelde toen voor zichzelf zeer overtuigend vast: “Een Kerk die niet dient, dient tot niets.”  

De uitspraak die we daar horen is zeer provocerend. Even provocerend als het gedrag van Jezus toen Hij, aan de vooravond van het Paasmaal, met zijn leerlingen samenzat. Niet alleen omdat Jezus uit dat eeuwenoude rituele maaltijd iets totaal verschillends heeft geconstrueerd en dan ook nog aan het einde van die maaltijd over brood en wijn de woorden heeft uitgesproken van de Eucharistie. Het zijn woorden die tot op de dag van vandaag zijn overgeleverd. Uit de daaruit voortspruitende opdracht: “doe dit om mij te gedenken” ontstond het nieuwe verbond, dat in elke Eucharistieviering opnieuw wordt gesloten en waardoor Jezus in ons midden levend tegenwoordig is.   

Maar op die zelfde avond gebeurde er nog iets dat op het eerste ogenblik zeer moeilijk te vatten was en voor de leerlingen ook zeer moeilijk te verdragen. Jezus, hun rabbi en meester, de Messias en zoon van God zelf, waste de voeten van zijn leerlingen. In die tijd was dat het werk van slaven of lagere dienstboden. Een zich respecterend mens zou er niet aan gedacht hebben om dat vuile werk op te knappen. In opdracht van de heer des huizes wasten de slaven, de laagsten in de toenmalige maatschappij, de voeten van de gasten. Dat was nodig omdat men hetzij in sandalen of zelfs met blote voeten aan tafel aanlag en het uit respect voor de andere gasten gewoon noodzakelijk was; Niemand wou immers tijdens het eten de geur van de vuile zweetvoeten van zijn buur in zijn neus krijgen. Dat Jezus zijn leerlingen juist deze dienst bewees, dat Hij hun voeten waste, dat zette, net zoals vandaag, de ganse maatschappelijke orde op het hoofd: Hij draait daardoor de bestaande machtsverhoudingen gewoon om.

Het is een enorme provocatie – niet alleen voor de leerlingen, maar ook voor ons. Wanneer we onze blik even op onze eigen kerkelijkheid richten, dan moeten wij – naar aanleiding van Jezus’ handelen in het cenakel – ons ook de vraag stellen of onze Kerk, en dus ook onze eigen kerkelijkheid, werkelijk dienende trekken heeft en of die dienende trekken voor de buitenwereld ook zichtbaar zijn.  Hoe dikwijls wordt ons in dit verband niet schijnheiligheid verweten? Dat het sommige christenen er alleen maar om te doen is om zichzelf in het daglicht te plaatsen. Dat ze de zondagsvieringen nog wel bijwonen, maar dat ze in hun persoonlijk leven, in de manier waarop ze met elkaar en met anderen omgaan, helemaal niet meer overtuigend overkomen

Dat verwijt treft niet alleen de Kerkelijke hiërarchie of de ambtsdragers, dat zou te gemakkelijk zijn. Het verwijt geldt voor ieder van ons, omdat ons dagelijks doorleefd christelijk getuigenis dikwijls helemaal niet voldoet aan dat beeld van een dienende Kerk. Als we het Evangelie van vandaag bekijken, dan merken we onmiddellijk dat we daarmee niet alleen staan maar dat we ons met die houding in zeer goed gezelschap bevinden. Ook Petrus heeft er enorm veel moeite mee en zegt heel duidelijk: „Dat kan niet! Jij mijn voeten wassen? Dat nooit!“  En Jezus? Na aanvankelijk begrip te hebben voor Petrus en voor diens herhaalde verzekering dat hij die handeling door Jezus niet zal aanvaarden, choqueert Hij Petrus met de woorden: “Als gij mij uw voeten niet laat wassen, dan hoort ge ook niet bij mij.”   

Duidelijker kan Jezus echt niet zeggen hoe nauw die dienstbaarheid Hem aan het hart ligt. Het is Hem niet te doen om een of ander uiterlijk ritueel van zijn liefdesboodschap, neen, hij wil de mensen met zijn tedere en noodzakelijke dienstbaarheid in hun diepste innerlijk raken.

“Wast elkaars voeten”, voor mij betekent dat evenzeer:  „Geef elkaar toch niet voortdurend een bolwassing.“  – We kritiseren elkaar toch zo graag en ook onze Kerk heeft in de loop van de geschiedenis heel wat intolerantie tentoon gespreid. De meester als dienaar: dat is een heel ander beeld van heerschappij, een beeld van dienende liefde. Uit christelijk standpunt kan er dus geen heerschappij zonder dienstbaarheid, en zonder de moed om die dienst te verrichten meer bestaan.    En dat geldt vooral ook voor onze Kerk. Want “elkaar de voeten wassen” betekent figuurlijk niets anders dan elkaar zo te dienen dat het leven van iedere enkeling in de christelijke gemeenschap kan lukken. “Een Kerk die niet dient, die dient tot niets.”   

Jezus heeft iets heel ongewoons gedaan, Hij heeft een slavendienst verricht. Hij heeft niet gehandeld volgens het principe: “de ene hand wast de andere.” Neen, dienende liefde weegt niet af, dienende liefde laat het ongewone toe en laat zich iets ten geschenke geven om zichzelf dan onbaatzuchtig verder te geven. Het laatste avondmaal en de voetwassing horen onverbrekelijk samen, het zijn twee brandpunten van de bevrijdende boodschap van Jezus – van zijn testament en van zijn erfenis aan ons: “Ik heb jullie een voorbeeld gegeven opdat jullie ook zo zoudt handelen zoals ik heb gedaan,”

Alleen zo is Jezus Christus tegenwoordig en levend onder ons.    

Vandaag, in deze viering van witte donderdag, worden beide tekenen uitgevoerd. De voetwassing en het avondmaal. Beide tekenen wijzen ons er op dat wij als Kerk alleen maar een toekomst hebben, wanneer we in gemeenschap met elkaar leven en vieren en wanneer we als gemeenschap ook bereid zijn om voor elkaar in te staan en af en toe ook het vuile werk voor elkaar te doen.  Daar heb je behoedzaamheid en opmerkzaamheid voor elkaar, moed en bemoediging voor nodig om scrupules naast je neer te leggen en een nieuwe orde in Jezus‘ zin in te voeren – bv. De laatsten op de eerste plaatsen, de bescheidenen in het middelpunt, de kleintjes vooraan, de sterken onderaan, waar ze veel kunnen torsen en dragen. Wie alleen maar koppig op zijn rechten staat zal misschien zijn recht ook krijgen, maar hij zal het hart van de mensen niet bereiken.   

Wanneer we niet alleen maar willen dromen van een levendige Kerk, maar die ook willen realiseren, dan kan dat niet zonder die gewijzigde omgangsvorm met elkaar. De Kerk van de toekomst, zoals Jezus die wil, moet een dienende Kerk zijn. Anders schiet ze niet alleen haar opdracht voorbij, maar kan ze ook de mensen niet voor zich winnen. Laat ons dus een Kerk vormen waarin niet alleen Jezus’ Geest aanwezig is, maar waarin HIJ, Jezus zelf, ervaarbaar wordt; in het breken van het brood en in de liefde voor de mensen. “Doe dit om mij te gedenken“ en „handelt zoals ook ik heb gedaan.”   Amen.