God kent de weg... altijd!

„Welk nut heeft het nu eigenlijk gehad?” vroeg een van mijn kleinkinderen me enige tijd geleden. “Eigenlijk heeft het toch geen enkel resultaat gehad, al die gebeden om vrede, en ook de gebedswake niet, De oorlogen gaan toch gewoon verder!” Eind september had hun school meegedaan aan de vredesweek.

Dan bidden onze kinderen op school, dan bidden miljoenen mensen over heel de wereld om vrede, en dan lijkt het alsof dat schijnbaar geen enkel nut heeft gehad.

Beste vrienden,

het is niet de eerste keer dat mensen die ervaring opdoen. Eigenlijk horen dergelijke ervaringen bij de voortdurende en droevige realiteit in onze relatie met God. Mensen bidden, mensen bidden vurig en ononderbroken, en schijnbaar heeft dat geen enkel resultaat. Er gebeurt helemaal niets. 

Pasen is ook zo een dag: een dag, waarop mensen zich af hebben gevraagd, welk nut dat alles eigenlijk had gehad, waarom ze zich jarenlang met veel overtuiging hadden ingezet, en wat ze nu met al hun hoop en verwachtingen aan moesten. 

Die Jezus van Nazareth, waar ze al hun hoop op hadden gevestigd, die Jezus was op vraag van het Sanhedrin door de Romeinen aan het kruis genageld, gestorven, en daarna door Jozef van Arimathea in diens eigen graf bijgezet. Een zware steen was voor het graf gerold – alles was voorbij – God had het allemaal toegelaten en was niet tussengekomen.   

Maar het Evangelie van Paaszondag leidt ons wel wat om de tuin. Het klinkt toch zo mooi. Beide rennen naar het graf en gaan naar binnen – en wat staat er dan: Hij zag en geloofde! Maar toch heel zeker nog niet op Paasdag!  

Johannes heeft, terugkijkend naar het verleden, in deze evangelietekst een proces dat weken, zo niet maanden heeft geduurd, samengevat. Op die eerste Paaszondag was er van geloof, en dan zeker van verrijzenisgeloof, nog niet veel te bemerken. Op die eerste Paaszondag heeft er zeker niemand Halleluja gezongen!   

Het evangelie van Marcus, dat enkele tientallen jaren eerder geschreven werd, geeft de stemming op die dag veel authentieker weer dan de andere evangelisten.   

Uit de oudste handschriften weten we dat zijn evangelie oorspronkelijk eindigde met vers 8 van hoofdstuk 16. De Engel bij het graf zegt tegen de vrouwen: “Schrik niet, U zoekt Jezus van Nazareth die gekruisigd is. Hij is tot leven gewekt, Hij is niet hier. Kijk, hier is de plaats waar ze Hem neergelegd hadden. Maar ga tegen zijn leerlingen en tegen Petrus zeggen: “Hij gaat u voor naar Galilea. Daar zult u Hem zien, zoals Hij u gezegd heeft.    

Pas daar, en niet reeds in Jeruzalem, zullen ze Hem herkennen. En dan komt de laatste zin van die alinea, en die werd door de liturgie bij het samenstellen van de lezingen wijselijk weggelaten, want daar staat: “Ze vluchtten naar buiten, van het graf weg, bevend van angst en buiten zichzelf. Ze zeiden niemand iets, want ze waren bang.”   

Oorspronkelijk was dat de eind zin van het Marcusevangelie: „Ze vluchtten weg en vertelden niemand iets, want angst en ontzetting hadden zich meester van hen gemaakt.   

Dat was de stemming op die eerste ochtend van Pasen. Alles was uit. De leerlingen hadden zich verscholen en begonnen hun hebben en houden bijeen te zoeken om weg te vluchten.  Pas later in Galilea zouden ze langzaam leren verstaan, leren begrijpen, leren geloven, wat reeds veel vroeger was gebeurd. 

De dood van Jezus werd door vele mensen bijgewoond, en heel de wereld sprak ervan – maar bij de verrijzenis was niemand bij. In alle stilte, midden in de nacht, heeft Jezus de dood overwonnen.  Dat gebeurt dikwijls. De mislukking, het fiasco, staat ons duidelijk voor ogen. Maar wanneer terug nieuw leven doorbreekt, dan is dat bijna altijd in het verborgene.

Pas veel later is men tot het besef gekomen dat er reeds op Paasmorgen, amper drie dagen na Goede Vrijdag, geen enkele reden tot droefheid meer bestond. Pas veel later heeft men begrepen dat de vervulling van alle hoop, nog veel groter dan de mensen hadden durven denken, hen reeds lang was geschonken.  

Misschien is ook veel van het leed dat ons dikwijls tegen de grond drukt, reeds overwonnen terwijl wij het hoofd nog altijd laten hangen. Misschien heeft God al lang ingegrepen, in stilte en onbemerkt, terwijl wij nog altijd hier zitten en ons afvragen waarom ons gebed niet heeft geholpen. En misschien ben ik ook nog veel te klein om te kunnen vermoeden wat Gods uiteindelijke bedoeling is.  

Was alles dan om niets? Misschien merken wij ook in onze dagen, dat God, net zoals bij Jozef in Egypte, ook op kromme lijnen recht kan schrijven. Misschien zegt Hij dan op het laatste weer eens: “Mensen dachten het ten kwade, maar Ik dacht het ten goede.”   

Het fiasco staat ons duidelijk voor ogen. Maar wanneer terug nieuw leven doorbreekt, dan is dat bijna altijd in het verborgene. Maar het gebeurt! Het leven vindt altijd een weg. We kunnen er vast op vertrouwen. Kop omhoog. Jezus leeft!! 

God vindt, neen, God kent de weg. En ook wanneer wij die weg niet altijd zien, wil niet zeggen dat hij er niet is. God leidt ons soms op zo’n een manier dat wij de weg pas zien wanneer we het doel reeds lang hebben bereikt.  Amen.