De man aan het meer en de geroosterde vis

 

“Ge zijt in glans verschenen”, een mooi paaslied. Maar bij het lezen en herlezen van de vele paasverhalen valt ons eerder de bescheidenheid op wanneer de verrezen heer bij zijn leerlingen komt. Wij zien niet meteen zijn glans.

Maria Magdalena, die een van de eerste was op de vroege paasmorgen, dacht dat het de tuinman was die zij daar bij het graf ontmoette.

De avond van Pasen dacht het koppel op weg naar Emmaüs dat het een vreemde was die met hen meeging. Hij scheen weinig af te weten van wat in Jeruzalem was gebeurd met Jezus van Nazareth, een man die zoveel goed had gedaan en toch als een boosdoener aan het kruis moest sterven.

Op de achtste dag komt Jezus in het midden van de leerlingen. Hij toont zich aan Thomas als een man met verwonde handen en voeten en met een doorboorde zijde.

De paasverhalen in de evangelies vertonen onderlinge verschillen. Volgens Lucas speelt alles zich af in Jeruzalem, maar volgens Mattheus en Johannes zijn de leerlingen naar Galilea teruggekeerd en eindigt daar het paasverhaal. Een van de laatste of jongste paasverhalen is het laatste hoofdstuk, dat later aan het vierde evangelie werd toegevoegd. Het lijkt erop dat de apostelen naar de tijd van vroeger zijn teruggegaan. De grootste groep van de apostelen waren vissers. Zeven van hen waren gaan vissen, maar zonder resultaat. Ze hadden die nacht niets gevangen. Dat was nogal eens gebeurd.

In de ochtend zien ze op net strand aan de oever van het meer een man. Ze hadden de voorbije nacht geen vis gevangen. De onbekende zet hen aan het toch nog maar eens te proberen en het net rechts van de boot uit te werpen. En deze keer met resultaat.

Waar de eerste keer Jezus onder hen al gekend was en Petrus had aangeraden het opnieuw te proberen, staat hij daar nu als een vreemde, onbekende man aan de oever.

Onder de aanwezige vissers is er een met goede ogen, de geliefde leerling van Jezus. Hij erkent in de man aan de oever de Heer Jezus. “Het is de Heer’, een korte krachtige geloofsbelijdenis. Hun frank valt, zouden we gezegd hebben in de tijd dat er nog geen euromunten bestonden. Het is de Heer die aan de oever staat, die hen heeft aangeraden opnieuw te proberen en die hen dan verrast met een ontbijt.

Het verhaal roept herinneringen op aan vroeger in Galilea, aan die eerste wonderbare visvangst en de roeping van Petrus, aan die keer dat een grote menigte werd gespijzigd, dat brood werd gebroken en vissen verdeeld. Jezus was immers bezorgd dat mensen voedsel bekomen op hun tijd. Aan het meer van Tiberias is hij opnieuw de gastheer, die het brood breekt en vis deelt. Hij heeft al gezorgd voor een houtskoolvuurtje dat brandt, voor wat vis en brood. Hij rekent daarbij toch op wat de vissers zelf aanbrengen.

Het schilderij, dat staat voor het altaar in de kapel van Caritas/Melle is van een Poolse dame. Het is bijna een kopie van wat op aloude fresco’s in grotkerken in Goreme (Turkije) te zien is. Het is een uitbeelding van het laatste avondmaal. Het meest opvallende is op het midden van de tafel de schotel met een vis erop.

De vis op tafel, waar de apostelen aanzitten, zou kunnen verwijzen naar een verrijzenisverhaal bij Lucas. Jezus komt als verrezen in het midden van zijn leerlingen en vraagt of ze iets te eten hebben. “Ze reikten hem een stuk geroosterde vis aan” (Lc. 24, 41-43).

Een bezoeker in de kapel maakte bij het zien van het schilderij onmiddellijk een associatie met de 153 vissen in het evangelie van Johannes. Een getal waarover veel gespeculeerd werd en dat volgens Hieronymus een verwijzing is naar het aantal volkeren. Het net scheurde niet. Jezus zendt zijn leerlingen naar alle volkeren en ze zullen ervoor zorgen dat de eenheid bewaard wordt. We lijden echter in de kerk en de wereld door de verdeeldheid van volkeren en talen.

In de geroosterde vis herkent de heilige Augustinus Christus, die voor ons geleden heeft. Piscis assus – Christus passus.

De vis is een symbool voor Christus. Het Griekse woord Icthus betekent vis en het is een acroniem. Iedere letter in het woord ἰχθύς is een afkorting voor een woord. Die woorden tezamen vormen de zin: Jezus Christus, Gods zoon, (en/ de) Redder.

Jezus nodigt de vissers uit tot het ontbijt. Jezus is gastheer. Hij brengt mensen samen. Hij geeft daar aan Petrus en aan ons allen een zending. Hij roept ons op tot navolging. Het lijkt een idyllisch tafereel, dit ontbijt aan het meer, deze mensa Domini, deze tafel van de Heer. De verrezen geeft daar aan zijn leerling een zending en aan elke gedoopte. Hij richt zich het eerst tot Petrus. Deze heeft Jezus verloochend wanneer Jezus voor het gerecht werd gebracht. Hij heeft daar spijt over. Tot driemaal toe vraagt de Heer aan Petrus of hij hem liefheeft. En drie keer zegt Petrus uitdrukkelijk dat hij jezus liefheeft Die herhaling wekt een spanning en maakt Petrus allicht onwennig.

Jezus heeft aan Petrus niettemin een opdracht. Hij neemt hiermee een risico. Hij neemt mensen in dienst, geeft hun een verantwoordelijkheid en weet dat zij zwak zijn.

Het toont het broze waarop de Heer zijn kerk gebouwd heeft. Wat Paulus later zegt over een van zijn kerkgemeenschappen dat er onder hen niet veel hoogvliegers waren (1 Kor.1), gaat eveneens op voor de eerste leerlingen. Het waren vissers, mensen met uithoudingsvermogen. Vissers die niet opgeven, die herbeginnen, die zich begeven op het woelige water van het meer, waar het kon stormen.

Zal Petrus, die ondanks het vertrouwen hem eerder toegezegd Jezus verloochende, zal hij wel standhouden als het later moeilijk wordt. Er wordt verteld dat hij in een moeilijke periode uit Rome weg wou. Maar onderweg ontmoet hij Jezus en vraagt hem waar hij naar toe gaat: “Quo vadis?” En hij krijgt als antwoord: “iterum ad Roma. Terug naar Rome!” Waar gaan wij naartoe? Niet opgeven al zijn het moeilijke tijden.

Toekomst verloopt niet altijd naar planning. Jezus doet een zware uitspraak: “Toen je jong was, deed je zelf je gordel om en ging je waarheen je wilde, maar wanneer je oud wordt, zal een ander je je gordel omdoen en je brengen waar je niet naartoe wilt” (Joh. 21, 18).

Voor Petrus en de andere apostelen is het leven geëindigd als martelaar, zoals ook nu veel christenen miskend en vervolgd worden. Wanneer het moeilijk wordt, kunnen we geneigd zijn om op te geven en aan de kant te gaan zitten.

Dit harde woord van Jezus over de gordel sluit aan bij de levenservaring, wanneer de krachten verminderen, het geheugen achteruit gaat, je van andere afhankelijk zijt, je niet meer kunt oriënteren. “Een zware beproeving is het”, zegt Suzanne. Ze is tachtig, ze gaat, wekelijks naar het W.Z. C. waar haar dementerende man verblijft, Hij is vijf jaar ouder en kent zijn echtgenote niet meer. En toch volhouden om de liefde die verbindt.

Maar de gordel, waarmee we ons liefst niet omgorden, kan ons al heel vroeg binden. Tijdens de ronde van Vlaanderen hingen roze ballons langs het wieler parcours voor prinses Lara. Het meisje van twee jaar heeft leukemie, en wel een zeldzame vorm. 60% kans op overleven. Dit was pas begin maart ontdekt en intussen is de chemo gestart. Ze staat voor een heel traject chemo’s gedurende zeven maand.

Petrus kreeg een nieuwe kans. Zijn wij bereid anderen een nieuwe kans te geven?