Kom, Heer Jezus!

 

De pinksternoveen nodigt uit tot intens bidden voor de komst van de Geest. De Vader verhoort ons gebed om de gave van de Geest (Lc. 11,13). Elk van de drie lezingen van de zevende paaszondag bevat een gebed. Ze betrekken ons in het gebed van Jezus, in het gebed van de eerste martelaar Stefanus en in dat van de gemeenschap, waarin de Apocalyps is geschreven.

Bidden?

Wie bidt, richt zich tot het Geheim, hoe dan ook verstaan. In het gebed verlengt zich ons verlangen tot in het domein waarin wij alleen door ons verlangen kunnen geraken en waartoe wij op een andere manier geen toegang hebben. In het gebed geven wij te kennen dat er meer is dan wij in onze macht hebben en bekennen we ons tot het Levensgeheim. Dat is iets anders dan dit Geheim voor onze wagen spannen. Integendeel, bidden sluit in dat wij ons eerst losmaken van onszelf, ons richten op de Ander of het Andere” (H. Andriessen, Een eigen weg te gaan, Ouderen en spiritualiteit, p. 164-165).

Mogen allen één zijn

De afscheidsrede van Jezus - vooral het hogepriesterlijk gebed daarin - geeft een inkijk in de biddende Jezus. In zijn hogepriesterlijke gebed getuigt Jezus over zijn verbondenheid met zijn Vader, over de heerlijkheid, die hem wordt geschonken en waarin zijn leerlingen mogen delen. Hij houdt in zijn gebed zowel de Vader voor ogen als zijn leerlingen. Het gebed is wereldwijd, verbonden met wie ons zijn voorgegaan en met wie na ons komen.

De bezorgdheid om de eenheid is te verklaren vanuit de eigen situatie van de gemeenschap, waarbinnen het evangelie is ontstaan. Toen de evangelies geschreven werden, waren meerdere groepen van christenen. Elk had zijn eigenheid, dit wegens de plaats waar ze woonden of tengevolge van de apostel en leerling die in de gemeente een grote invloed had. Er waren groepen die zich beriepen op Johannes de Doper en in rivaliteit stonden met andere groepen die Jezus navolgden. Dit kan verklaren waarom de verantwoordelijke van de Johannesgemeenschap, die de afscheidsrede bewerkt, zo sterk ijvert voor de eenheid binnen zijn groep en om eenheid met andere christenen.

De eenheid waar Jezus voor bidt heeft haar fundament in de onderlinge eenheid van de Vader, de Zoon en de Geest. Wanneer christenen meer bewust worden van de trinitaire eenheid, verstevigt de eenheid onder elkaar. Dit is het belangrijk vertrekpunt voor de oecumene.

Het gebed van Jezus in zijn afscheidsrede is als het fundament van de kerk. Het gebed van Jezus gaat gepaard met zijn totale gave bij het Laatste Avondmaal en de dag nadien op het kruis. Zo wordt de kerk geboren (J. Ratzinger, Jezus van Nazareth II).

Ik zie de hemel open

Stefanus volgt als eerste martelaar Jezus. Hij neemt van Jezus de houding over van overgave en vergeving. Hij vertrouwt zich toe aan de Vader en bidt voor zijn moordenaars. Beide geven tot op het einde van hun leven Gods barmhartigheid door. Tot in onze tijd brengen martelaren ditzelfde getuigenis.

Stefanus komt uit de groep van de Hellenisten en lijdt onder de spanningen met de judaïsanten. Hij bidt tot Jezus. Hij ziet hem staan in het ontsloten paradijs. Het gebed van Stefanus is naar Jezus gericht, die bij God is. Dit gebed klinkt echter lasterlijk in de oren van zijn tegenstanders. Zoals Stefanus bidden christenen om stand te houden in de tegenkantingen en bij vervolging. Zoals bij Stefanus zou ons bidden gericht moeten zijn op het aanschouwen van Jezus bij zijn Vader. Het brengt ons in de hemel.

Dit vertrouwen leefde heel sterk bij de broeders-martelaren van Tibhirine. Twintig geleden zijn zeven broeders in het jaar 1996 opgepakt en een enige tijd nadien vermoord. Ze waren nauw verbonden met de moslims in hun buurt. Ze vreesden slachtoffer te worden van het terrorisme. Broeder Christian schreef in zijn testament: “Ik zou graag, als het zover is, in een flits de luciditeit hebben die me in staat stelt aan God en aan mijn broeders in het mens-zijn vergeving te vragen, en tegelijk hem die mij getroffen heeft, van ganser harte te vergeven.” Het is alsof broeder Christian zoals Stefanus Christus ziet in de hemel. “Ik zal immers, als het God belieft, mijn blik kunnen laten opgaan in die van de Vader om met Hem naar zijn moslimkinderen te kijken. Dan zal ik ze zien zoals Hij ze ziet, badend in het licht van Christus' heerlijkheid, vrucht van zijn Passie, bekleed met de gave van de Geest! En ook jou, mijn vriend van het laatste ogenblik. Je zult niet geweten hebben wat je deed. Ja, dit DANK U en dit "À-DIEU" zijn ook gericht tot jou in wie ik het gelaat van God zie. Mogen wij elkaar als gelukkige moordenaars weerzien in het paradijs—als het God, ons beider Vader, belieft. AMEN! Inch' Allah.

 

In de film Des hommes et des dieux is de kracht van het gebed voelbaar. De acteurs in de film hebben zelf in het gebed veel steun gevonden.

 

De Geest en de Bruid

De situatie van de christenen op het einde van de eerste eeuw is moeilijk. De Apocalyps is een boek met niet gemakkelijke woorden en beelden over vervolgde christenen. Het boek heeft zijn oorsprong in de gebedsbijeenkomst op zondag (Op. 1,10). Het geloof in de Verrezen Heer, alfa en omega, houdt hen recht. Ze bidden dat Jezus spoedig, ja nu in het heden, mag komen. Hij staat immers aan de deur en klopt. De Apocalyps heeft de structuur van een lang liturgische gebed, waarin we luisteren naar God, Hem loven, danken en aanschouwen. Wij bidden er om de komst van Jezus, nu reeds en niet alleen op het einde van de tijd. Hij komt bij degene die bidt. In de Apocalyps staat een van de kortste gebeden uit de Heilige Schrift: “Kom, Heer Jezus.”

 

“Kom, Heer Jezus”, het is het voorlaatste vers van de Bijbel (Op. 22,20). Het is een adventsgebed. We plaatsen het normalerwijze in de tijd van kerstmis, in de winter. Maar we krijgen het langs de liturgie in de lente, in de nabijheid van de zomer, tijdens de Pinksternoveen.

“Kom, Heer Jezus!” Dit gebed drukt een verwachting uit. Wij willen open en ontvankelijk staan voor Jezus. Wij sluiten ons niet af, maar hopen dat Hij bij ons komt, met ons meegaat en ons bij zich opneemt.

Op elk moment van het leven

Dit gebed om het komen van Jezus heeft een andere klank naargelang ons gemoed, afhankelijk van de levensperiode. Het klinkt anders bij het begin van de dag, wanneer een volledige dagtaak op ons wacht en we deze wakker en helder moeten opnemen. “Kom, Heer Jezus.” Wij kunnen het bidden bij de avond wanneer we hopen op rust en rekenen op veiligheid.

We kunnen het bidden in de lente van het leven, wanneer de bloesem ontluikt en wanneer we hopen op de vrucht, die ze eens worden zal. “Kom, Heer Jezus.” Wij kunnen dit bidden in de herfst en de winter van het leven wanneer de vrucht wordt geplukt en de humus gelegd voor een nieuwe lente.

“Kom, Heer Jezus.” Hij kan komen als het begin, als de alfa (eerste letter van het Griekse alfabet). Dan is hij de Zaaier, Hij die aan het begin staat van onze weg en met ons optrekt. “Kom, Heer Jezus”, kom als Morgenster, die ons een nieuwe dag verzekert. “Kom, Heer Jezus.” Hij kan komen als de laatste, als het einde, als omega (de laatste letter van het Griekse alfabet). Dan komt Hij als de maaier. Hij voltooit om ons altijd, definitief bij zich te nemen. De Heer kan komen op elk uur, telkens met een andere kleur. “Heer Jezus kom”. Wij kunnen het zingen als een gebed met woorden van de priester-dichter Gery Helderenberg (1891-1979):

Wanneer Gij komt, ’t kan heden zijn, ’t kan etenstijd met allen zijn, ’t beloofde land, ’t verwacht festijn, ’t kan vreugde zijn of aardse pijn. Wanneer Gij komt, ’t kan eeuwig zijn, Uw lichaam kan zo glanzend zijn, ’t kan Pasen in de bloesems zijn, Gij kunt voorgoed gekomen zijn.

De Heer kan komen in vele vormen en gestalten. Hij kan komen als gastheer. Hij kan rechter zijn. Hij kan komen als genezer en vredestichter. Hij kan voor ons staan als bedelaar, als zieke, als vluchteling, als gevangene (Mt. 25,35-36).

Het gebed van de Kerk

“Kom, Heer Jezus.” Het is een gebed van de kerk. Zij kan niet leven zonder haar Heer. Zij is leeg en hol als Jezus er niet is. Sinds de Hemelvaart van Jezus wacht zij op de komst van Jezus. Binnen de kerk lijkt het vaak onrustig en jachtig; de ene is bekommerd om financiën, een tweede om reorganisatie en herstructurering, een derde is actief in verpleging en ziekenzorg. Zoveel verscheidenheid. Binnen deze kerk zijn biddende mensen, die meer dan anderen - en ook wel in hun naam - bidden: “Kom, Heer Jezus.”

Op enkele kilometer van Zürich ligt het klooster Fahr. Tot deze gemeenschap van Zusters benedictinessen behoorde de dichteres Zuster Silja Walter ((1919 – 2011). Zij verwoordt in een van haar gedichten wat de dienst van een beschouwende orde en congregatie inhoudt:

Heer, iemand moet thuis zijn,

wanneer Jij komt.

Iemand moet Jou verwachten bij de stad.

Iemand moet naar Jou op de uitkijk staan

dag en nacht.

Wie anders zou weten wanneer Jij komt?

Iemand moet waken om jouw komst te melden.

Heer, Jij komt toch immers als een dief in de nacht.

Waken, dit is onze dienst, waken ook voor de wereld.

Deze lijkt zo lichtzinnig.

Hij loopt buiten heen en weer en ’s nachts is hij ook niet thuis.

Denkt de wereld eraan dat Jij komt?

Weet hij dat Jij zijn Heer bent en zeker komen zal?

Iemand moet dit geloven,

thuis zijn om middernacht, om voor Jou de deur te openen

en Je binnen te laten, waar Je komt.

Heer, door de deur van mijn cel kom Jij in de wereld

en door mijn hart ga Jij naar mensen.

Meen je dat wij iets anders deden?

Wij blijven, omdat wij geloven.

Om te geloven en te blijven zijn wij hier,

Buiten, aan de rand van de stad.

Iemand moet het uithouden,

Op Jou wachten, zonder weg te lopen.

Je afwezigheid verdragen, zonder aan jouw komst te twijfelen.

Je zwijgen aanvaarden en toch zingen.

Jouw lijden, jouw dood aanvaarden en verdragen en van daaruit leven.

Steeds moet iemand dit doen, samen met alle anderen en eveneens voor hen.

Iemand moet zingen, Heer, wanneer Jij komt,

Dit is onze dienst: Jou zien aankomen en zingen.

Zingen omdat Jij God bent.

omdat Jij grote daden stelt,

die niemand anders bewerken kan dan Jij.

Zingen omdat Jij heerlijk bent, zo wonderbaar, zoals geen ander.

Kom, Heer!

Binnen onze muren wacht de stad

op Jou.

Het gebed van de Geest

‘Kom, Heer Jezus. ” Dit gebed past tijdens de pinksternoveen. De Geest komt in het hart van de mens. Hij pleit voor ons met woordloze zuchten (Rom. 8,26). Met hem bidden wij “Abba, Vader’. De Geest komt van de Vader en de Zoon. Hij richt ons naar hen om als kinderen van de Drie-ene God mede zorg te dragen voor onze wereld.

Het gebed van de Geest

‘Kom, Heer Jezus. ” Dit gebed past tijdens de pinksternoveen. De Geest komt in het hart van de mens. Hij pleit voor ons met woordloze zuchten (Rom. 8,26). Met hem bidden wij “Abba, Vader’. De Geest komt van de Vader en de Zoon. Hij richt ons naar hen om als kinderen van de Drie-ene God mede zorg te dragen voor onze wereld.

Het christelijk bidden verruimt onze horizon en doorbreekt grenzen. Het verbindt de hemel met de aarde zodat God met zijn liefde onze aarde vervult.